omrekenen 2

Is this your test? Login to manage it. If not, you can build an exam just like it.

This is a non-interactive preview of the quiz content.

1.
Waar of niet waar?

4 kg papier is even zwaar als 4 kg ijzer.
2.
Reken om: 2,85 g/cm3 = ... kg/m3

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
3.
400000 μl water past in een fles van 5 dL.
4.
Reken om: 4,25 ton = ... kg

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
5.
Er zijn verschillende goede antwoorden.

De laagste temperatuur die mogelijk is, is ...
6.
Er zijn verschillende goede antwoorden.

Hoeveel drink jij ongeveer op een winterse dag?
7.
Hoe hoog is het schoolgebouw ongeveer?
8.
Meriam is ziek. Zij heeft koorts.

Haar lichaamstemperatuur is ongeveer ...
9.
Reken om: 5,41 dm3 = ... m3

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
10.
Jouw lengte is ongeveer ...
11.
Goed of fout?

340 micrometer is groter dan 0,4 milimeter.
12.
De temperatuur in het vriesvak van de koelkast is - 6 oC.

Reken om: - 6 oC = ... K.

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
13.
Reken om: 500 g/dm3 = ... kg/m3

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
14.
Verschillende antwoorden zijn goed.

Het tweede lesuur op het CML duurt: ...
15.
Reken om: 0,75 g/cm3 = ...
16.
Waar of niet waar?

1 m3 = 1 kL (kiloliter)
17.
Verschillende antwoorden zijn goed.

Reken om: 502 dm3 = ...
18.
Er zijn verschillende goede antwoorden.

De snelheid van een brommer is 10 m/s.
Reken om: 10 m/s = ...
19.
Waar of niet waar?

In het centrum van Amsterdam mag een auto 25 m/s rijden.
20.
De hoogste temperatuur die mogelijk is, is ...
21.
Kies het beste antwoord:

Jouw massa is ongeveer ...
22.
Waar of niet waar?

In een pak vruchtensap van 1,5 L past 0,15 m3 sap.
23.
Welke stof is zwaarder?

De dichtheid van stof A is 1,3 kg/dm3.
De dichtheid van stof B is 150 g/dm3.
24.
De omtrek van een voetbalveld is ongeveer ...
25.
Een etmaal is een dag en een nacht samen.

Reken om: 5 etmalen = ... uur

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
26.
Reken om: 4 mg = ... kg

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
27.
Reken om: 0,9 mm3 = ... cm3
28.
Reken om: 6290 m2 = ... km2
29.
Reken om: 4600 m3 = ... dm3

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
30.
Hoeveel cm3 passen er in 4 m3?
31.
Een blokje drijft op water als de dichtheid van het materiaal van het blokje groter is dan de dichtheid van het water.
32.
Reken om: 72 mm = ... m

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
33.
Verschillende antwoorden zijn goed.

Reken om: 72 mL = ...
34.
Reken om: 90 m = ... mm

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
35.
Een huis staat voor 2,5 ton te koop.

Hoeveel euro is dat?
36.
In het heelal is het ver bij alle sterren vandaan heel koud.

Waar of niet waar?

De temperatuur is daar ongeveer - 300 oC.
37.
In de badkamer is het bad tot de rand gevuld met water.

Verschillende antwoorden zijn goed.

De hoeveelheid water in het bad is ongeveer ...
38.
Reken om: 450 km/h = ... m/s

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
39.
De temperatuur in de kamer is 24 oC.
In kelvin is dat: ... K
40.
Reken om: 84 dm3 = ... dL

Noteer alleen het getal; gebruik eventueel een decimale komma.
41.
Waar of niet waar?

In het centrum van Amsterdam mag een brommer 5 m/s rijden.
42.
Verschillende antwoorden zijn goed.

Reken om: 60 km = ...
43.
De temperatuur in de keuken stijgt 6 oC.
De temperatuurstijging in kelvin is dan: ... K
44.
Er zijn verschillende goede antwoorden.

De oppervlakte van de vloer in het klaslokaal is ongeveer ...
45.
Verschillende antwoorden zijn goed.

Reken om: 0,36 m = ...