V5 Percent Hfst 14-19

Is this your test? Login to manage it. If not, you can create a quiz just like it.

This is a non-interactive preview of the quiz content.

1.
1 point
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I Omdat obligaties een vaste couponrente hebben, verandert de waarde van een obligatie niet
II Als gevolg van een dalende rentestand stijgt de koers van een obligatie
2.
1 point
Uit de speltheorie. Welke bewering is juist?
I Als het behaalde resultaat afhankelijk is van de strategie van de andere speler, is er sprake van een dominante strategie.
II Er is sprake van een dominante strategie wanneer een bepaalde beslissing het beste resultaat oplevert ongeacht de beslissing van de andere partij
3.
1 point
Als de hoogte van een AOW-uitkering de hoogte van de CAO-lonen volgt spreken we van
4.
1 point
Welke bewering is juist?
I In geval van een gevangenendilemma komt een Nash-evenwicht tot stand omdat de spelers dit resultaat verkiezen boven een pareto-optimum
II Een Nash evenwicht valt nooit samen met een Pareto-optimum
5.
1 point
Twee beweringen:
I. Obligatiehouders zijn vragers op de kapitaalmarkt.
II. Door een stijgende handel in obligaties stijgt de maatschappelijke geldhoeveelheid.

6.
1 point
welke bewering is juist?
I. Belastingheffing leidt altijd tot een onvermijdelijk welvaartsverlies
II Door belastingheffeing verandert de samenstelling van consumptie en productie


7.
1 point
Zijn de volgende beweringn juist of onjuist?
I Het verschil tussen de aankoopprijs en de betalingsbereidheid noemen we het consumentensurplus
II Het consumentensurplus geeft een aanwijzing voor de totale welvaart die consumenten aan de aanschaf van een bepaald product ontlenen.
8.
1 point
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist
I Reputaties worden gevestigd door handelingen in het verleden.
II Als twee partijen met elkaar onderhandelen zijn beider reputaties van belang voor de transactiekosten.
9.
1 point
Sinds juni 2008 daalde het rendement op 10-jaars staatsleningen can 4,8% naar 3,6% nu.
Ging deze daling van het rendement samen met een koersstijging of een koersdaling van de 10-jaars staatsleningen?
10.
1 point
Welke bewering is juist?
I Een overheids- of begrotingstekort heeft tot gevolg dat de overheid moet lenen
II In een situatie van een begrotingstekort neemt de staatsschuld altijd toe.
11.
1 point
Stel je bezit is €1000 waard. Na een onzeker voorval resteert €400,-. De kans op dit voorval is 1/4 (per jaar).
Bereken de gemiddelde waarde van je bezit wanneer je rekening houdt met de kans op de waardedaling van dat bezit door genoemd voorval.
12.
1 point
Welke bewering is juist?
I Als bij de productie van goederen andere goederen ontstaan waarvoor geen markt is, maar die desondanks lasten of baten voor derden met zich meebrengen, is er sprake van externe effecten
II Positieve en negatieve externe effecten bij de productie en consumptie compenseren elkaar, waardoor deze effecten geen gevolg hebben voor de welvaart van individuele personen.
13.
1 point
Op de AEX (the Amsterdam Exchange) worden aandelen verhandeld van ......
1. besloten vennootschappen
2. naamloze vennootschappen
3. vennootschappen onder firma
14.
1 point
Kies het juiste antwoord:
Onder een verzekeringsdraagvlak verstaan we....
15.
1 point
Twee beweringen over vakbondslidmaatschap.
I. Het wel of geen lid worden van een vakbond voor een werknemer is een gevangenendilemma.
II. Door de hoge organisatiegraad in Nederland is de onderhandelingspositie van de vakbond sterk.
Welke bewering(en) is/ zijn juist?
16.
1 point
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I In geval van symmetrische informatie is het consumentensurplus gelijk aan het producentensurplus
II Door asymmetrische informatie kan de aanbieder van een bepaald product zijn producentensurplus vergroten ten koste van het consumentensurplus
17.
1 point
Twee beweringen over cao-onderhandelingen.
I. Op een ruime arbeidsmarkt staan werkgevers sterker bij onderhandelingen over een cao.
II. Vakbonden houden bij acties in arbeidsconflicten geen rekening met overige belanghebbenden.
Welke bewering(en) is/ zijn juist?
18.
1 point
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I Om financiële risico's te beperken is verzekeren een alternatief voor het inwinnen van informatie
II Door een verzekering vermindert de kans dat een bepaalde gebeurtenis zich voordoet
19.
1 point
Welke bewering is juist?
I Iedere lening heeft haar eigen prijs
II De rente op kortlopende leningen is in de regel lager dan de rente op langlopende leningen
20.
1 point
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I De toekomstige waarde van je bezittingen is mede afhankelijk van toekomstige gebeurtenissen
II Risico en onzekerheid houden verband met elkaar
21.
1 point
Welke bewering is juist?
I Bij herhaalde spelen treffen de spelers in verschillende perioden dezelfde beslissingssituatie aan
II Ingeval van herhaalde spelen houden spelers rekening met elkaars toekomstig gedrag
22.
1 point
Sinds juni 2008 daalde het rendement op 10-jaars staatsleningen can 4,8% naar 3,6% nu.
Is deze verandering van de koers oorzaak of gevolg van de daling van het rendement?
23.
1 point
Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
I De nominale rente is de rente die periodiek over de schuld moet worden betaald
II De reële rente = nominale rente - inflatiepercentage
24.
1 point
Twee beweringen over de speltheorie.
I. Bij speltheorie is een dreiging alleen effectief als deze geloofwaardig is.
II. Zelfbinding vergroot de geloofwaardigheid van een dreigement bij speltheorie.
Welke bewering(en) is/zijn juist?
25.
1 point
Iemand heeft een belegging die jaarlijks 9,5% rente oplevert. De inflatie is dit jaar 3,6%.
Hoeveel is de reële rente dit jaar?
26.
1 point
Twee beweringen.
I. Een risico-avers persoon koopt (belegt) eerder (in) aandelen dan (in) obligaties.
II. Als de rente op de vermogensmarkt stijgt, dalen de koersen van bestaande obligaties en de aandelenkoersen.
Welke bewering(en) is/zijn juist?
27.
1 point
Zijn de volgende beweringen goed of fout?
I Verzonken kosten zijn in het verleden gemaakte kosten waarin geen verandering meer komt door een thans te nemen beslissing
II Hoge verzonken kosten maken de toetreding tot een markt risicovol
28.
1 point
Welke bewering is juist?
I Als een EU-lidstaat invoerrechten wil heffen op de invoer van goederen uit andere lidstaten, heeft zij daarvoor toestemming nodig van de Europese Commissie.
II Heeft een Nederlander een spaarrekening geopend bij een Luxemburgse bank, dan moet deze bank dat melden bij de Nederlandse belastingdienst
29.
1 point
Welke bewering is juist?
I Een andere benaming voor rivaliserende goederen is substitutiegoederen
II Een voorbeeld van niet-rivaliserende consumptie is het gebruik van het 'mobiele netwerk'
30.
1 point
Twee beweringen over algemeen verbindend verklaren(avv) van een cao.
I. Het algemeen verbindend verklaren(avv) van een cao door de minister zorgt voor een grote loonflexibiliteit.
II. Het algemeen verbindend verklaren(avv) van een cao door de minister zorgt voor inperking van de machtspositie van de vakbonden.
Welke bewering(en) is/ zijn juist?